Niet naar Thamel - Reisverslag uit Amsterdam, Nederland van Susanne Bulten - WaarBenJij.nu Niet naar Thamel - Reisverslag uit Amsterdam, Nederland van Susanne Bulten - WaarBenJij.nu

Niet naar Thamel

Door: Webmaster

Blijf op de hoogte en volg Susanne

05 September 2006 | Nederland, Amsterdam

5 sept. 2006

Niet naar Thamel

Het laatste uur van onze vlucht reizen ze met ons mee, de eindeloze himalaya’s, alsof ze ons tegemoet zijn gereisd om ons te verwelkomen. Schitterend wit in de vroege ochtendzon staan ze links van ons, op dezelfde hoogte als het vliegtuig. Ze vormen de sprookjesachtige voorbode van het land waar we de komende anderhalve maand zullen doorbrengen. “Wat nou Everest”, denk ik, het is allemaal hoog en imposant en mooi. Wat maken die paar metertjes van die ene hoogste nou helemaal uit.”
Het vliegtuig maakt een draai naar links en bereidt zich voor om te landen. Maar eerst moeten we nog een bergrug over. ‘Foothills’ heet dat hier, maar tussen de Pyreneeën zouden ze echt geen gek figuur slaan. Rakelings scheren we eroverheen alvorens we landen in de vallei van Kathmandu.
Onze vriend Subash staat ons op te wachten: “Mijn zoon Sachit heeft de dagen geteld tot jullie kwamen!” In een busje van een van zijn collega’s rijdt hij ons naar onze favoriete stek, Basantapur Square. Aïcha, die net pas wakker is en normaal niet voor sightseeing te porren is, heeft ogen op steeltjes. Gefascineerd bekijkt ze de chaos op straat; koeien, vuilnis, tempeltjes, riksja’s, voetgangers, vrouwen in kleurige sari’s.
Het Basantapur plein vormt één geheel met Durbar Square, het historische centrum van Kathmandu. Hier liggen tientallen oude tempels en paleizen bij elkaar, de één nog fascinerender van architectuur en houtsnijkunst dan de andere. De duizenden gelovigen die elke dag naar de tempels komen om één van de vele hindoegoden te aanbidden, de handelaren die op straat en in de tempels op de grond zittend hun bloemen, groenten en snuisterijen verkopen en het verkeer dat zich daar toeterend en bellend doorheen probeert te werken vormen samen één smeltkroes van mystiek en werelds stadsleven.
We checken in ons oude hotel Sugat. Ik kom al 15 jaar in deze wijk. Tegenwoordig gaan alle toeristen naar Thamel, de veel verderop gelegen wijk die alleen maar bestaat uit hotelletjes, pubs, pizzeria’s en souvenirshops, maar ik wil niet. Voel me daar niet echt in Nepal.
We gaan even onze bagage in de kamer zetten alvorens te gaan ontbijten in de buurt. Sugat heeft geen restaurant. Onze kamer is groot en licht en kijkt uit op het plein. Voor de 3 euro 50 die je per nacht betaalt, heb je ook nog een eigen badkamer en alles doet het. Maar voor hoe lang nog… Alles is kapot, de verf bladdert overal vanaf, er zitten gaten in het tapijt, de vloeren zijn nog schever dan de loshangende kastdeuren, het granieten bad vertoont vieze plekken en de badkamerspiegel is met tape vastgemaakt. We lopen door Freak Street op weg naar een ontbijtplek. Veel zaken zijn gesloten of zien eruit of ze hun beste tijd gehad hebben. Het Kumari restaurant is in zijn geheel afgebroken; er gaapt een lelijk gat tussen de gevels. Mijn ontbijtrestaurantje Oasis Garden is ook dicht, maar het rooftop restaurant van Eden hotel doet het nog wel. We zijn de enige gasten. “Alles gaat hier failliet”, zegt Subash. “Want iedereen gaat nu naar Thamel. Daar zijn mooiere hotels en restaurants. Hier komt men alleen nog maar om te sightseeen. En omdat ze geen klanten hebben, kunnen de hotel- en restauranteigenaars ook het geld niet opbrengen om hun gebouwen te renoveren.” De crisis in de toeristenindustrie die het gevolg is van de jarenlange onlusten heeft hun het ergste geraakt. Tja… moeten we dan toch maar naar Thamel verhuizen?

Na het ontbijt gaan we uitrusten in Sugat. Raju werkt er al 18 jaar. Hij ziet er nog precies hetzelfde uit: een kleine, donkere man met een knap gezicht, nu met een paar grijze lokken door zijn haar. De hele dag hangt hij rond in de receptie. Aan zijn voeten ligt een hond. “Ik vind het zielig”, zegt Aïcha, “dat honden hier niet geaaid mogen worden.” We hebben haar uitgelegd dat ze anders allerlei ziektes kan oplopen, waaronder hondsdolheid. Ze houdt zich er verstandig aan, al kost het haar grote moeite want ze is gek op dieren.
Hoewel ik maar een half uur geslapen heb die nacht, kan ik niet op bed blijven liggen. Het plein lokt. Vanuit het raam sla ik het straatleven gade. De handelaren voor onze deur zijn bezig hun waar uit te stallen. Dragers lopen af en aan met tientallen kilo’s op hun rug, handkarren rijden over het plein. De chauffeurs van de fietsriksja’s kunnen het nog even rustig aan doen; liggend op de passagiersbankjes doen ze een dutje.
Het oude koninklijk paleis tegenover ons krijgt een vers wit verflaagje. Een dozijn mannetjes hangt tientallen meters hoog in suïcidale poses langs de gevel of hijst zich langs wankele bamboestokken omhoog met een verfkwast in één hand. De mensen op het plein zijn nog dezelfde als toen ik er vijftien jaar geleden voor het eerst opwandelde: ‘chayman’, die de hele dag op een brandertje thee klaarmaakt voor handelaren en voorbijgangers, het oude mannetje met het gekke lichaam, de gezichten van de verkopers ken ik bijna allemaal. In de verte ontwaar ik een oude kennis, Bollo. Het puppyvet van zijn gezicht heeft zich naar beneden verplaatst.
Dan zie ik ineens Ratnakumar staan, en Ram staat ernaast. Oude vrienden van me, waar ik tussen bezoeken door eigenlijk nooit contact mee gehouden heb. Ik zwaai naar ze en ze beginnen meteen te wenken: “Come down!” Hoewel ik hier acht jaar niet ben geweest, is het net of ik nooit weg ben geweest. Er wordt een krukje voor me bijgeschoven en thee aangerukt. Eén voor één komen ze allemaal even gedag zeggen, ook mensen waarvan ik de namen allang vergeten ben. Ria komt nu ook naar beneden en even later Aïcha. Het is ouderwets gezellig.
Het gaat goed met Ram. Jaren geleden was hij een gebroken, verbitterde man, zijn leven leek kapot te zijn. Hij heeft een kind bij een Engelse vrouw en nadat zij bekeerd was tot Jehova’s getuige wilde ze niets meer van hem weten; ook zijn kind mocht hij niet meer zien. Maar nu is ze Jehova-af en is hij net terug van een maandenlang bezoek aan Engeland. Hij straalt helemaal en ik ben blij want ik maakte me echt zorgen hoe ik hem dit keer zou aantreffen.
Een dwergvrouwtje komt ons om een aalmoes vragen. Ze komt niet verder dan tot Aïcha’s schouder en haar stem klinkt als die van een smurfje. Aïcha vindt haar zielig. Toch geef ik haar nog even niets. We zijn hier nog een paar dagen.
Na de thee wandel ik met Aïcha en Ria naar het Kumari paleis. We betalen een man om ons langs alle tempels rond te leiden. Dat doe ik normaal nooit, ik weet het inmiddels allemaal wel, maar nu de mensen financieel zo geleden hebben wil ik wat extra’s doen en dus wat vaker mensen inhuren. Ze hebben het nodig.
“Mam,” zegt Aïcha, “Ik zag dat kleine vrouwtje weer. Ze had geld van iemand gekregen en dat gaf ze aan een man.” Wat goed dat ik zo’n opmerkzame dochter heb. Nu weten we allebei dat het geen zin heeft om aan die bedelares te geven. (Dát doe ik dan weer niet.)
Door de lage poort die omrand is met uit hout gesneden doodshoofden (om kwade geesten buiten te houden) lopen we de binnenplaats van het paleis van de levende godin binnen. Ook hier heerst grote bedrijvigheid. De gevels worden schoongemaakt en opgelapt. Een paar mannen komen met een geslachte buffel de binnenplaats opgesjouwd en beginnen hem in stukjes te hakken. Men is bezig met de voorbereidingen van een feest.
De Kumari is van Aïcha’s leeftijd maar leeft in dit paleis geïsoleerd van de wereld en gescheiden van haar ouders omdat ze de beschermgodin is van de koning van Nepal. Ze wordt uitgekozen als ze vier jaar oud is en weer losgelaten wanneer ze haar eerste menstruatie heeft gekregen. Tot die tijd mag ze niet naar buiten. Eén keer per jaar, tijdens het Indra Jatra festival, komt de koning haar eer bewijzen. Ze zegent hem en wordt dan op een wagen door Kathmandu gereden met een enorme kroon op, schitterende kleren aan en psychedelische make-up. Die éne dag is morgen. De wagens waarop zij en de beelden van de goden Ganesh en Bhairab worden rondgereden staan praktisch bij ons voor de deur geparkeerd. Voor ons nog even geen Thamel.

  • 06 September 2006 - 14:42

    Judith:

    Fijn om te lezen dat jullie goed zijn aangekomen en dat je je weer zo snel thuisvoelt bij de mensen daar. Je beschrijft alles zo levendig dat ik er bijna beeld bij krijg en ik leer weer het een en ander. Hoop dat de Kumari een fijne dag heeft gehad, dat het een mooi feest is geweest en dat ze maar snel mag gaan menstrueren ... moet er toch niet aan denken om maar 1x per jaar naar buiten te mogen. Heel veel plezier ... ik kijk uit naar je volgende posting.
    Groeten vanuit een zonnig en vandaag zelfs warm Capelle a/d IJssel

  • 07 September 2006 - 19:46

    Marie Louise:

    Mooi geschreven Susanne.
    Mijn cruise door de Middellandse Zee verbleekt hierbij, hoewel ik erg van Istanbul, Mykonos en Santorin vooral genoten heb. Leuk om te lezen hoe het jullie vergaat

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Susanne

Actief sinds 12 Juli 2006
Verslag gelezen: 137
Totaal aantal bezoekers 60944

Voorgaande reizen:

09 December 2015 - 13 Januari 2016

Nieuw Zeeland

27 Juni 2009 - 03 Augustus 2009

Thailand en verder

04 September 2006 - 02 Februari 2007

nepal-tibet-thailand-laos-cambodja-burma

Landen bezocht: