Verder door Cambodja - Reisverslag uit Phnom-Penh, Cambodja van Susanne Bulten - WaarBenJij.nu Verder door Cambodja - Reisverslag uit Phnom-Penh, Cambodja van Susanne Bulten - WaarBenJij.nu

Verder door Cambodja

Door: Susanne

Blijf op de hoogte en volg Susanne

12 November 2006 | Cambodja, Phnom-Penh

Pijlsnel schiet de rivier onder ons kleine bootje door, terwijl de vroege middagzon in onze rug brandt.Aan de oevers alleen wildernis,
geen dorpjes; lage bomen en struikgewas, afgewisseld met hogere bomen, palmen en jungle. Slechts heel af en toe een hutje of een visser in een uitgeholde boomstam. We zijn op weg over de Mekong naar de zuidgrens van Laos, waar een weinig gebruikte, nog nauwelijks officiele
grensovergang is.

Eigenlijk hadden we maar een week in Cambodja zullen doorbrengen; van Siem Reap nog even naar Pnomh Penh (PP) en van daaruit snel door naar
het lieflijke Laos. Maar het zijn er twee geworden - twee weken in een land dat kwa bezienswaardigheden misschien niet zo veel te bieden heeft (de meeste mensen bezoeken alleen Angkor Wat en vertrekken dan weer) maar dat ons toch vasthoudt. Misschien komt het door het eenvoudige, landelijke leven dat men er leidt. Of door de lachende, nieuwsgierige gezichten van de bewoners, die vaak de indruk wekken nog nooit een buitenlander van dichtbij te hebben gezien. Of de positieve energie en de onschuld die de mensen overal uitstralen, terwijl ze decennia lang de vreselijkste verschrikkingen hebben doorstaan, waarvan velen nog de sporen dragen in de vorm van handicaps en missende ledematen. Vele kinderen lopen ook nu nog op landmijnen, er moeten er nog een paar miljoen liggen.
Zijn het de vele koloniale gebouwen, restanten van 150 jaar Franse overheersing, die de Cambodjanen nu op geheel eigen wijze gebruiken?
Waardoor het nu Cambodjaanse gebouwen zijn geworden die een lange neus lijken te maken naar de Fossiele Fransen. Of is het het vermoeden dat er nog zoveel geheimen te ontdekken zijn in dit land, omdat het
toerisme zich nog nauwelijks ontwikkeld heeft?
Feit is dat we langer gebleven zijn en het gevoel hebben dat we hier nog eens terug willen komen omdat we nog lang niet alle geheimen ontrafeld hebben. Maar voor nu moeten we door, want Laos lonkt en we willen Luang Prabang niet mislopen wegens tijdgebrek. Tegelijkertijd willen we even afstand nemen van Cambodja, even alles verwerken en op ons laten inwerken voordat we het in de toekomst ooit weer zullen betreden, beter voorbereid dan deze keer.

De boot ligt heel diep in het water dat hard naast ons wegspat omdat we stroomopwaarts varen. De Mekong lijkt hier af en toe meer op een overstroomd bos en ik vraag me af hoe groot de kans is dat we NIET met duizelingwekkende snelheid op een van de uitstekende bomen te pletter zullen varen. Maar het landschap is zo mooi en verlaten, geheimzinnig bijna, dat dit besef zich niet omzet in angst. We besluiten gewoon te genieten, al zitten we met onze knieen hoog opgetrokken op het 5 cm hoge bankje en duwen ze keihard tegen de rugleuning voor ons. Behalve ons zitter er nog 3 toeristen (of mag je degenen die zich hier wagen niet meer zo noemen? zijn het avonturiers, of reizigers?) en 2 Cambodjanen in de boot en daarmee is hij meteen mudvol.

De boot van Siem Reap naar Phnom Penh was ook zo vol - met zeker 100 toeristen op vliegtuigstoelen in de kajuit of liggend op het dak. Ook die boot schoot met een duizelingwekkende snelheid vooruit, maar dan
over de Tonle Sap rivier, die tijdens de regentijd uitdijt tot een gigantisch meer. We waren toen om 7 uur 's ochtends vertrokken, vanuit een drijvend dorp in de buurt van Siem Reap. In de opkomende zon voeren we tussen de drijvende huisjes en bootjes door. Mensen waren aan het wassen of vissen, kinderen riepen en zwaaiden naar ons. Langzaam weken de oevers uiteen totdat we om ons heen alleen nog maar water zagen. Ik weet niet meer hoe lang het duurde - 3 uur? - totdat we weer oevers
zagen, met eerst nog primitieve huisjes op palen maar daarna steeds fancier ogende gebouwtjes en tempels. We zagen ook mooi beschilderde lange roeiboten met soms wel 30 roeiers erin, die aan het oefenen waren voor de naderende bootraces in Phnom Penh. Ze gingen bijna net zo hard als onze speedboot. Het grappige was dat, ook al komen er daar
dagelijks meerdere boten langs, de mensen aan de kant overal naar ons zwaaiden alsof we de eerste toeristenboot waren die daar ooit
langskwam.

In de middag kwamen we aan in de hoofdstad en op de kade lieten we ons meevoeren door een tuktukchauffeur, die zorgde dat onze bagage van de boot kwam en ons naar een hotel bracht.
Phnom Penh is geen bijzondere stad, zo hadden we al van veel mensen gehoord, en na een verblijf van 3 dagen kunnen we dat wel beamen. Er staan weinig tot geen mooie bouwwerken, er is niet veel groen, de straten zijn recht en uniform (en genummerd!): allemaal druk en
groezelig van stof en luchtvervuiling. Maar je kunt er lekker eten in een van de vele restaurants langs de rivier, er zijn wat moderne supermarkten met Westerse producten en je kunt shoppen in de Central Market, een imposant Art Decogebouw met honderden stalletjes erin.
Behalve een paar tempels en het koninklijk paleis kun je de Killing Fields bezoeken, waar de overblijfselen liggen van duizenden slachtoffers van de Rode Khmer, en een oude school waar talloze kinderen en volwassenen zijn gemarteld en gedood. Maar dat laatste leek
me niet iets om met een kind van 9 heen te gaan. Er zijn grenzen aan de dingen waar ik haar aan wil blootstellen.

Toen Ria daarheen ging, ben ik met Aicha naar het Water Park geweest - een soort zwemparadijs met glijbanen. We hebben daar ontzettend veel
plezier gehad - ik in het gadeslaan van de uitbundigheid waarmee de Cambodjanen zich er vermaakten, Aicha in de glijbanen en de aandacht van de andere bezoekers, want we waren de enige buitenlanders daar.
Toen we er om 11 uur kwamen was het hele park uitgestorven want - zo bleek - de glijbanen gingen pas om 1 uur open en tot die tijd kon je
alleen zwemmen. Behalve ons was er een groepje jonge mensen die meteen naar ons toekwamen, ons mee lieten lunchen en een gesprek met ons
probeerden te voeren. Met veel gegil gingen ze af en toe het water in en waren onder de indruk van Aicha's kapriolen. Net als de Thai kunnen
de meeste Cambodjanen niet zwemmen. Ze spartelen wat in het ondiepe en drijven rond in grote opblaasbanden. Het meest komische wat ik in het park heb gezien was een grote, brede kerel van een jaar of 20 die heel macho rondparadeerde... met een knalgele zwemband om zijn middel! En ook hier zwemmen de mensen geheel gekleed. Ik heb zelfs jongetjes
gezien met nette marineblauwe pantalons, kompleet met vouw en riem, die zo het water in gingen!
Tegen de tijd dat de glijbanen opengingen, waren er in het park wel veel mensen en toen ze eindelijk mochten, stortten ze zich gillend en
joelend als schoolkinderen op de 3 beschikbare glijbanen. Iedereen wilde met Aicha spelen (zo'n beetje het enige aanwezige kind, afgezien
van wat pubers) en ze gingen samen in de gekste houdingen van de glijbanen af. Telkens bedachten ze weer iets nieuws. Elke Vinexwijk in Nederland beschikt nog over een mooier zwemparadijs met sensationelere glijbanen en wildwaterbanen. Doch dit was vele malen leuker, al was het maar om het uitzinnige plezier van de mensen en het contact dat je met ze hebt.

We zouden eigenlijk vanuit PP door naar Laos, maar waren nieuwsgierig geworden naar de minder bekende oorden. In het zuidwesten van het land, vlak boven de grens met Vietnam, ligt bijvoorbeeld het slaperige rivierstadje Kampot, dat volgens de Lonely Planet in opkomst is.
Daaronder, aan zee, ligt Kep, vroeger voor de Franse kolonialisten het vakantieresort. Ze bouwden er gigantische villa's aan zee en lieten elk jaar het strand opspuiten, want dat is maar smal. De koninklijke familie heeft er ook een optrekje.
Na het vertrek van de Fransen uit Cambodja hebben Pol Pot en zijn kornuiten er de nodige verwoestingen aangericht, de jungle deed de
rest. Het resultaat is een romantisch spookstadje aan zee tussen weelderig begroeide heuvels.
We gingen erheen toen in Pnomh Penh het waterfestival aanving, want we wilden de drukte ontvluchten. We waren echter niet de enigen; terwijl miljoenen niet-Phnom Penners naar de hoofdstad toe gaan voor de bootraces, ontvluchten de daar woonachtige expats de stad juist en daardoor kostte het best nog moeite een bungalow te vinden.
Uiteindelijk konden we, slechts voor 1 nacht, neerstrijken in een prachtig bungalowparkje op een heuvel. Vanuit ons houten hutje tussen
de bananenbomen hadden we een fantastisch uitzicht over zee.
In Kep ligt langs zee een vervallen Franse promenade. Daaraan liggen de ruines van wat eens schitterende landhuizen moeten zijn geweest. Sommigen onder architectuur gebouwd, de meesten in Art Decostijl. Tussen de nog staande muren hebben locals hun was opgehangen, ze bewonen de villa's zelfs.
De zee heeft er bijna geen golfslag, het water kabbelt zachtjes tegen de eenvoudige kade. Tussen de bomen en op de rotsen zitten mensen te vissen. Je komt er apen tegen, maar je moet niet te dicht bij ze komen want ze kunnen agressief worden. Eentje kwam met ontblote tanden achter Aicha aangerend! Verderop, achter het strand, staan allemaal houten en rieten afdakjes met stromatten. Daar kun je gaan zitten en door straatventers een lunch laten bereiden - krab is de lokale specialiteit. Cambodjanen komen in het weekend helemaal naar Kep voor zo'n picknick aan zee. Aan het eind van de middag gaat iedereen zwemmen. Het strand is smal met bruingrijs zand maar wij vinden het er leuk vanwege de mooie bomen en de gezellige sfeer. Families baden in de zee, die vrij ondiep is omdat het strand heel geleidelijk afloopt. Iedereen die ook maar een paar woorden Engels kan, wil met ons praten. "You speak me please!" roepen ze smekend. En zoals altijd wil iedereen weten wie toch dat jongetje is dat zwemt als een vis, er een beetje uitziet als een Cambodjaan maar ook weer niet, en een blanke vrouw bij zich heeft die beweert de moeder te zijn. En dan leg ik geduldig voor
de 400ste keer uit dat Aicha een meisje is en dat haar vader uit het Caraibisch gebied komt (waarvan ze nog nooit gehoord hebben). Speciaal
daarom heb ik altijd een foto bij me van Aicha met Glenn, die altijd met luide kreten bekeken wordt want negers zie je in deze contreien al
helemaal niet.

Voor de kust van Kep liggen een paar eilandjes, die je met een bootje kunt bezoeken. Ze zijn klein en dichtbegroeid met jungle. Op Koh
Tonsay, ook wel Rabbit Island genoemd (hoewel er geen konijnen te zien zijn) wonen wat mensen. Ze vangen vis en schaaldieren, houden wat vee (kippen, biggetjes) en verbouwen wat groente, fruit en kokosnoten. We laten ons erheen brengen met een bootje. Overdag doen wel meer mensen dat. Ze zwemmen en lunchen en dan gaan ze weer weg. Maar wij hebben gehoord dat sommige van de eilandbewoners hutjes ter beschikking stellen waar je in kunt overnachten dus wij gaan er met volledige bepakking heen omdat we er een paar dagen willen neerstrijken.

De dagen op Koh Tonsay zijn als een droom. We liggen onder de bomen en kletsen met mensen die voor een paar uurtjes het eiland bezoeken. Aan
lezen komen we nauwelijks toe, gek genoeg. Op zo'n eiland kun je de hele dag in volmaakte tevredenheid doorbrengen met niets doen; kijken
naar de kokospalmen en de zee, luisteren naar de geluiden van de jungle, de golven en de dieren, af en toe een duik nemen. In de zee zitten miljoenen kleine visjes die collectief, met duizenden tegelijk, voor je uit springen als je door het water loopt, doorzichtig zijn ze als waterdruppels. We slapen in een huisje op palen tussen de koeien en onder de kokospalmen. De WC is buiten en er is geen elektriciteit op het eiland maar 's avonds zetten ze een paar uurtjes een generator aan.
Toch is het 's nachts niet donker want de volle maan geeft heel veel licht. Met een paar jongens maken we tot blijdschap van Aicha een vuur op het strand en we zwemmen nog tot laat. Onder het maanlicht glimt het plankton op en vormt allemaal glittertjes in het water om ons heen.

Op zo'n eiland heb je twee tijdsbelevingen: na anderhalve dag lijkt het of je er al een eeuwigheid bent, blijf je langer dan 2 dagen dan versmelt elke nieuwe dag met de vorige en voelt het juist als korter.
Met andere woorden, het verschil tussen een week en 2 dagen is nauwelijks voelbaar, ik spreek uit ervaring. Wij vertrekken uiteindelijk op de derde dag, mede omdat we weer eens iets anders willen eten dan vis met rijst en omdat we dringen aan een douche toe
zijn; van de modderige bron op het eiland word je niet echt schoon. En ons eilandgevoel is volledig bevredigd.

We gaan naar Kampot, het rivierplaatsje. Het is wederom niet spectaculair en wemelend van bezienswaardigheden, maar het is gewoon
leuk en je kunt in de omgeving een paar dingen doen. Isaac, een Amerikaanse Cambodjaan (in Cambodja geboren, als kind gevlucht, in
Amerika opgegroeid en nu weer terug om zijn land te helpen opbouwen) die we op het eiland hebben ontmoet maar die een dag eerder is
vertrokken, komt ook naar Kampot om samen met ons wat dingetjes te ondernemen. Hij heeft die week vrij en vindt het leuk om zijn land aan
anderen te laten zien.
Zo bezoeken we Bokor Mountain, een spookstad op een hoge berg tussen een groot junglegebied. Er leven tijgers en wilde olifanten. Vroeger was het, net als Kep, een lustoord voor de Fransen compleet met hotels en een casino, daarna is er bloedig gevochten tussen de Khmer en de Vietnamezen en heeft het casino als gevangenis dienstgedaan. De locals zeggen dat het daar spookt en daarom staat er bij de ingang van het
vervallen gebouw een bordje: "Don't sleep here". Erachter is een hoge klif. "Hier werden de gevangenen vanaf geduwd", vertelt onze gids.
"Maar voor de oorlog, toen het nog een casino was, sprongen mensen er zelf af als ze teveel geld verloren hadden. Daarom is het gebouw
omgebouwd tot hotel en werd er 400 meter verderop een nieuw casino gebouwd. De koning hoopte dat de would-be zelfmoordenaars zich dan
tijdens de wandeling naar de klif zouden bedenken."

De volgende dag keert Isaac terug naar zijn woonplaats Phnom Penh, maar eerst neemt hij ons nog mee naar een paar grotten, 12 kilometer van
Kampot. Door een idyllisch boerenlandschap fietsen we naar een groepje karstheuvels toe, onderweg achtervolgd door een steeds groter wordende groep nieuwsgierige kinderen. "What's your name?" herhalen ze steeds, want dat is het enige wat ze in het Engels kunnen zeggen.
Pff, best afzien om door het bloedhete Cambodja te fietsen, nergens is schaduw! Maar na een uur zijn we er eindelijk. Nou moet je je bij die
grotten niet voorstellen dat je er entree betaalt en dan over een uitgezet pad wordt rondgeleid. Ze liggen er nog net zo bij als toen ze ontdekt zijn en je moet zelf een zaklantaarn bij je hebben. Isaac weet
de weg een beetje, maar een paar kinderen die er vlakbij wonen kennen de grotten op hun duimpje en gaan op hun blote voeten met ons mee. Ria blijft buiten wachten terwijl wij de binnenkant van de berg onderzoeken.
Heel stoer vind ik het van mezelf! Met een zaklampje omhoog klauteren en afdalen in donkere gaten, kruipen door smalle gangen. Op een gegeven moment moeten we zelfs plat op onze buit door een nauwe spleet omhoog kruipen. Je kan je echter niet afzetten met je knie of elleboog want dat is het te laag voor, moet echt op je buik schuiven. Eerst zit ik klem met mijn borsten, dan met mijn billen, maar ik ben erdoorheen gekomen! Echt trots op mezelf. Helaas ben ik mijn Ray-Ban zonnebril in de donkere gangen verloren.

Wij vertrekken de volgende dag. Met een taxi rijden we in twee en half uur terug naar Phnom Penh. Van daaruit moeten we vervoer naar het
noorden zien te regelen. We willen proberen Kratie te halen, maar lukt dat niet dan toch in elk geval Kompong Cham. Beiden liggen aan de
Mekong, maar in het laatste geval zullen we een dag extra nodig hebben om Laos te bereiken.
In PP voorzien we het nodige gedoe; we zien ons al door de hitte en het stof met onze rugzakken zeulen door de chaos rond de Central Market op zoek naar een bus of 'share taxi' richting het noorden. Het zal we veel tijd kosten. Daarom besluiten we het relaxt aan te doen. We strijken met onze spullen neer in een restaurant en gaan eerst lunchen, daarna
zien we wel weer verder.
Echter, vijf kwartier later zitten we tot onze verbazing alweer in een minibusje dat rechtstreeks naar Kratie gaat. In die vijf kwartier hebben we zonder enige stress:
- gegeten
- een nep-Gucci zonnebril gekocht in de markthal
- dollars gepind (laatste mogelijkheid voorlopig)
- afscheid genomen van Isaac, die nog even gauw op zijn motor naar de markt kwam om ons dag te zeggen, en:
- de achterbank afgehuurd van een share taxi, die nog speciaal heeft gewacht tot wij onze lunch op hadden.

Share taxi's zijn minibusjes die mensen van deur tot deur vervoeren. In plaats van 12-14 mensen, proppen ze er echter meestal 22 mensen in en zitten er ook nog veel mensen op het dak. Door een hele bank af te huren, voorkomen we dat we ingeklemd zitten.
We boffen, want de Cambodjaanse jongen die voor ons zit heeft ook de hele bank afgehuurd dus zitten er alleen wat mensen helemaal voorin.
Onze medereiziger spreekt wat Engels en deelt joviaal zijn zitruimte met ons, zodat we echt breeduit kunnen zitten. Het is een flinke trip
maar de chauffeurs rijden als gekken. De laatste paar uur gaat het over een zandweg door een landelijk, dunbevolkt gebied langs de rivier.
Vanuit het busje zien we de zon ondergaan boven de machtige Mekong.

In het hotel in Kratie hebben voor de volgende ochtend we onze tocht naar Laos kunnen regelen. Eerst zijn we in een volgepropt minibusje door verlaten gebied naar de plaats Stung Treng gereden. Van daar zijn we overgestapt in het
bootje, dat ons nu in het grensgebied over de Mekong vervoert. En zo scheren we dus nu over het water, door steeds verlatener gebied. Tot de bootsman na anderhalf uur aanmeert bij een scheefgezakte ponton met een paar hutjes. Hij gebaart dat we uit moeten stappen, keert de boot om en vaart weg. Vragend kijken we elkaar aan: "En nu?" Een bewoonster wijst naar een gebouwtje verderop. Daar moeten we heen. Het houten gebouwtje doet blijkbaar dienst als grenskantoor voor mensen die Cambodja verlaten. We moeten iets invullen en onze paspoorten inleveren. Daarna worden we 1 voor 1 naar binnen geroepen, moeten 2 dollar betalen en
mogen dan verdergaan. De grenswachters zakken weer onderuit om hun dutje te vervolgen. Pas bij navraag gebaren we dat we door moeten lopen
naar de volgende grenspost, 800 meter verderop.
Met zijn 6-en sjokken we met onze bagage over een verlaten zandweg door het stukje jungle dat kennelijk niemandsland is. Ik heb nog geen moment spijt gehad van mijn dure rugzak-op-wieltjes. Ik heb hem tot nu toe nog
maar 1 keer echt hoeven dragen en dat was op Koh Tonsay. De rest van de tijd heb ik gerold.
Bij de Laotiaanse grens (ook een houten hokje) gaat het allemaal eveneens van een leien dakje en aan de andere kant staat er zowaar een busje op ons te wachten, ditmaal voor ons zessen alleen. De busrit duurt een halfuur, daarna staan we weer bij de rivier en worden overgezet met een klein bootje.
Hier is de Mekong heel breed en vormt ze een delta met ontelbare eilandjes, vandaar dat het gebied '4000 Islands' (Si Phan Don) wordt
genoemd. Sommige ervan zijn bewoond. Op het eiland Don Det zullen we onze eerste dagen in Laos doorbrengen.

  • 13 November 2006 - 12:56

    Mariam:

    Hoi Susanne,
    Wat heerlijk dat ik een beetje met jullie mee kan reizen door de geweldige verhalen die je schrijft.Het klinkt allemaal fantastisch,fijn dat alles goed gaat.
    Ik mis de foto's.
    Groeten en liefs,Mariam.

  • 13 November 2006 - 18:35

    Maria:

    Hé Susanne en Aïcha!
    Mooi, erg mooi om jullie belevenissen te volgen. En vooral ook veel stilstaan en genieten, je beschrijft dat treffend als eilandgevoel, om al deze indrukken te beleven. Misschien wil je het niet horen, maar hier is het een prachtige herfst, echt zoals het hoort te zijn, chaotisch door wind, water en verval. En de temperatuur is heel zacht nog. Gisteren heerlijke wandeling gemaakt in Panbos, erg genieten (ook al ben je niet de enige en hoor je altijd ruis op de achtergrond!).

    Veel liefs, Maria

  • 16 November 2006 - 09:25

    Susanne:

    Hoi Mariam en Maria! Heb vandaag nieuwe foto's ge-upload op webshots. In elk geval tot en met Angkor Wat. Internet is hier nog steeds erg traag dus zoiets kost een hele middag... Ach, vanmiddag zitten we even in het saaie Pakse dus het kan er wel af. Morgenochtend vliegen we door naar Vientiane.
    Liefs,
    Susanne

  • 19 November 2006 - 12:21

    Brigitte En Jimi:

    Hoi Susanne en Aicha,

    Morgen vertrekken wij, eindelijk...
    Ons plan is ongeveer zo:
    We blijven 2 nachtjes in Bangkok en gaan dan naar Koh Chang. Daar blijven we een week of 2, dan reizen we langzaam naar het noorden van Thailand, via Ayathuya en Sukhothai naar Chiang Mai. Dan naar Laos. En daarna nog een paar weken naar het zuiden van Thailand (de laatste weken van januari en de eerste van februari).
    Het fijne is dat alles nog open ligt, alleen de eerste 2 nachtjes zijn geboekt. Leve de vrijheid!
    Wat zijn jullie plannen voor de komende tijd?
    Je verhalen zijn in ieder geval super en zeer goed voor de nodige voorpret!
    Groetjes vanuit het regenachtige Nederland,

    Brigitte en Jimi

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Susanne

Actief sinds 12 Juli 2006
Verslag gelezen: 271
Totaal aantal bezoekers 60914

Voorgaande reizen:

09 December 2015 - 13 Januari 2016

Nieuw Zeeland

27 Juni 2009 - 03 Augustus 2009

Thailand en verder

04 September 2006 - 02 Februari 2007

nepal-tibet-thailand-laos-cambodja-burma

Landen bezocht: